Wilt je op lokaal niveau aan de slag met mentale gezondheidsbevordering en preventie van psychische aandoeningen, zoals angst en depressie? Dan is het belangrijk om te bepalen op welke doelgroepen je je gaat richten. En om je doelen scherp te hebben.
Wat bereik je?
Inzetten op een betere mentale gezondheid en het voorkomen van psychische aandoeningen kan veel opleveren. Denk aan:
Mentaal gezonde mensen zijn gelukkiger, hebben betere school- en werkprestaties, zijn creatiever, hebben meer vrienden, weten beter om te gaan met stress en pijn en hebben meer zelfvertrouwen en zelfbeheersing. Zij zijn minder vatbaar voor stress, depressie en angst.
In 2017 waren de uitgaven voor zorg voor depressie bijna 1,1 miljard euro. Deze kosten vormen 4,5% van de totale zorguitgaven voor psychische aandoeningen en 1,3% van de totale zorguitgaven in de gezondheidszorg.
Mentale gezondheidsbevordering en preventie van ongezonde stress, depressie en angst voorkomt ziekteverzuim, uitval van school en arbeid en eenzaamheid, en verhoogt maatschappelijke participatie.
Mensen met een depressie, persoonlijkheidsstoornis, alcohol- of drugsverslaving of een psychische kwetsbaarheid voor psychose lopen een verhoogd risico op suïcide. In 2021maakten 1.862 mensen zelf een einde aan hun leven.
Mentale gezondheidsproblemen komen vaker voor in gezinnen en wijken met een sociaaleconomische- en gezondheidsachterstand. Investeren in mentale-gezondheidsbevordering, preventie van psychische aandoeningen en een goede toegang tot informatie, zorg en voorzieningen kan deze achterstanden verkleinen.
Houd bij het maken van beleid op mentale gezondheid rekening met drie belangrijke uitgangspunten: problemen aanpakken bij de bron, kiezen voor een levensloopbenadering en data-en kennisgestuurd werken. Deze informatie is te vinden op Werken aan lokaal effectief mentaal gezondheidsbeleid. We leggen ieder uitgangspunt kort uit.
1. Pak problemen bij de bron aanVoor een goede mentale gezondheid geeft u aandacht aan de volgende levensfases:
Pak de onderliggende oorzaken van mentale problematiek aan. Op de pagina cijfers en feiten geven we een overzicht van de verschillende factoren die van invloed kunnen zijn op de mentale gezondheid van inwoners.
2. Kies voor een levensloopbenadering
Mentale gezondheid wordt gevormd gedurende het leven. De invloeden van risico- en beschermende factoren zijn extra groot tijdens belangrijke fases en overgangen in de levensloop. Denk aan de periode na geboorte van een kind, de ontwikkeling van adolescent naar (jong)volwassene of de periode na het overlijden van iemands partner. Er zijn ook risicofactoren die in elke levensfase een belangrijke rol spelen, zoals armoede, schulden en discriminatie. Hetzelfde geldt voor een aantal beschermende factoren. Hulpbronnen in de omgeving zijn in elke levensfase beschermend. Denk aan een goed activiteiten(aanbod) in de omgeving, maar ook het sociale netwerk dat iemand heeft. Voor een goede mentale gezondheid geeft u aandacht aan de volgende levensfases:
In de eerste 1000 dagen (al vanaf tien maanden vóór de geboorte) wordt de basis gelegd voor een goede mentale gezondheid. Investeer in zorgzaam ouderschap en een gezonde breinontwikkeling van het jonge kind. Let op ingrijpende gebeurtenissen of risicofactoren zoals psychische- en/of verslavingsproblemen van ouders, onveilige hechting en post-partumdepressie bij moeder en vader.
Investeer in een positieve en consistente opvoeding en de sociale, culturele en sportieve ontwikkeling van het kind. Let op ingrijpende gebeurtenissen of risicofactoren zoals misbruik, psychische- en/of verslavingsproblemen van ouders, kindermishandeling, scheiding of verlies van een ouder.
Investeer in sociaal-emotionele vaardigheden, identiteitsontwikkeling en deskundigheidsbevordering bij docenten en andere ‘gatekeepers’. Let op ingrijpende gebeurtenissen of risicofactoren zoals schooldruk, pesten en problematisch middelengebruik.
Investeer in gezonde levenskeuzes, een positief school-/studieklimaat of werkklimaat voor starters. Let op risicofactoren zoals prestatiedruk en financiële stress (vanwege studieschulden bijvoorbeeld).
Investeer in zinvol (vrijwilligers)werk of dagbesteding, voorzieningen voor kinderen, een prettige buitenomgeving en gezonde vrijetijdsbesteding (sporten, cultuur, sociaal). Let op risicofactoren zoals armoede, schulden, stigma van ziekte en discriminatie. Geef speciale aandacht aan mantelzorgers, werknemers, chronisch zieken en pas bevallen moeders.
Investeer in zinvolle vrijetijdsbesteding, sociale contacten en fysieke fitheid. Let op risicofactoren zoals eenzaamheid en verlies van autonomie.
3. Data- en kennisgestuurd werken en inwoners en betrekken
Start met het maken van een lokale probleemanalyse. Prioriteer en selecteer de belangrijkste uitkomsten waar aandacht nodig is. Vraag bij de analyses en het maken van plannen ook aan de professionals en inwoners wat zij vinden. Door inwoners te betrekken, sluit beleid beter aan bij lokale behoeften en mogelijkheden. De beleidsfocus kan bijvoorbeeld de volgende speerpunten hebben:
- Leeftijd: bijvoorbeeld jongeren en jongvolwassenen van 16 t/m 27 jaar.
- Setting: bijvoorbeeld wijk X of vmbo (Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) )-scholen.
Het is mogelijk om doelen te stellen op het gebied van:
- Effecten: bijvoorbeeld toename van levenstevredenheid, afname van stressklachten, gevoelens van angst en somberheid, afname van risicofactoren, toename van maatschappelijke participatie. Veranderingen hierin zijn echter over het algemeen na een langere tijd zichtbaar. Naast beleid spelen ook andere factoren een rol in de mate waarin verandering plaatsvindt.
- Processen: bijvoorbeeld het aantal en de samenstelling van (de groep) personen dat bereikt is met voorlichting of screening, aantal deelnemers aan een cursus, aantal deelnemende professionals in een wijknetwerk.
Zorg er tot slot voor dat je het beleid evalueert. Stel doelen die je kunt evalueren, bijvoorbeeld op basis van lokale cijfers die beschikbaar zijn. Maar kijk niet alleen naar veranderingen in de cijfers. Leer samen van de voortgang en het bereiken van de doelen: wat werkt, wat werkt niet en waarom. Ga hierover het gesprek aan met professionals en inwoners. Is de juiste groep bereikt met het beleid? Herkennen zij de cijfers? Hebben zij verklaringen hiervoor? Welke conclusies kun je trekken? En wat betekent dit voor het nieuwe beleid.
- Iedereen: Zorgen voor een mentaal gezonde buitenomgeving (bijv. groen in de directe omgeving, buitenrecreatie- en sportmogelijkheid, kunst in de buitenruimte)
- Aanstaande en pas bevallen moeders: Signalering/screening en begeleiding/doorverwijzing van alle aanstaande en pas bevallen moeders met depressieve klachten in de JGZ (Jeugdgezondheidszorg).
- Kinderen van ouders met psychische en/of verslavingsproblemen (KOPP/KOV): Implementeren van de Kindcheck in de GGZ (Geestelijke gezondheidszorg) om ondersteuningsbehoefte bij de opvoeding te signaleren en bespreekbaar te maken bij KOPP/KOV-problematiek.
- Leerlingen van 12 – 18 jaar op het vmbo (Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)
)):
- Verbeteren van sociale vaardigheden en mentaal welbevinden bij alle jongeren in deze doelgroep (bijvoorbeeld via Welbevinden op school, STORM).
- Docenten en ZAT-teams signaleren depressieklachten bij leerlingen en geven advies, bijvoorbeeld om een interventie via internet te volgen (bijv. Gripopjedip, Praten Online).
- Mensen uit de wmo met een fysieke beperking: Signaleren van depressieve klachten en advies/toeleiding naar begeleide zelfhulp door wmo -consulenten: bij hulpvrager én mantelzorger.